top of page

Het verboden woord

 

Materiaal: /

 

Je vertelt alles rond het woord dat centraal staat, maar je mag het woord noemen niet. Wie raadt welk woord je hebt?

 

 

 

 

Woorddoosje

 

Materiaal: doosje, woordkaarten (woord – afbeelding)

 

Met het woorddoosje kunnen allerlei spelletjes gespeeld worden. Deze kunnen ook binnen andere opdrachten gebruikt worden (ik zie, ik zie wat jij niet ziet, vliegenmepperspel, …)

 

Het woorddoosje bestaat uit verschillende woorden die we aangeleerd willen hebben. Natuurlijk moet je daar het woord bal niet instoppen, want de kinderen kennen dit woord. Het is belangrijk niet te veel woorden te selecteren, want dan is het niet overzichtelijk meer.

 

  • De leerlingen leggen hun afbeeldingen en woorden apart. Daarna krijgen ze de opdracht om deze aan elkaar te koppelen, naast elkaar te leggen. (bijvoorbeeld foto kippenhok bij het woord ‘kippenhok’).

  • De leerlingen leggen enkel de afbeeldingen open. De woordkaarten laten ze zitten in hun doosje. De leerkracht zegt een woord. De leerlingen steken het juiste woord omhoog. Dit kan ook omgekeerd. De leerlingen leggen de woorden open. De leerkracht toont een afbeelding.

  • De leerlingen leggen enkel de afbeeldingen open. De woordkaarten laten ze zitten in hun doosje. De leerkracht zegt een betekenis van een woord. De leerlingen zoeken het juiste woord. Dit kan ook met de woordkaarten.

 

 

 

PowerPoint

 

Materiaal: PowerPoint met afbeeldingen

 

De leerkracht toont door middel van een PowerPoint een afbeelding. De leerlingen zeggen het woord. In hogere klassen kunnen ze het woord ook op een bordje schrijven. Je kunt ook de woordkaarten van het woordenschatdoosje gebruiken.

 

 

 

Bingo

 

Materiaal: PowerPoint met afbeeldingen of losse afbeeldingen op papier (groot genoeg).

 

Met de website freebingomaker kun je makkelijk bingokaarten maken.

http://www.freebingomaker.com/

 

 

 

 

 

 

Ik ga op reis en ik neem mee …

 

Materiaal: woordkaarten (afbeelding - prent)

 

Het spelletje: ik ga op reis en ik neem mee heeft twee variaties.

 

 

Eenvoudig: De leerlingen zeggen de zin: Ik ga op reis en ik neem mee … . Daarna kiezen ze een woordkaart en vullen deze in de zin in. Bv. Ik ga op reis en ik neem mee een kuiken. Daarna neemt de volgende een afbeelding (een haan) en zegt. Ik ga op reis en neem mee een kuiken en een haan. De leerlingen tonen de foto’s aan hun medeleerlingen om hun te helpen.

Dit spel kan gespeeld worden met de afbeeldingen alleen of met de afbeeldingen + het woord.

 

Moeilijker: De leerlingen nemen het kaartje weg en verstoppen de afbeelding. Waardoor de leerlingen de woorden moeten onthouden

 

 

 

Vliegenmeppersspel

 

Materiaal: woordkaarten (afbeelding - prent), lijst met woorden

 

De leerkracht legt de woorden open op tafel. De leerlingen krijgen elk een vliegenmepper. De leerkracht zegt een woord en de leerlingen moeten om het eerst de juiste prent vinden en hier op slaan. Je kunt kiezen ofwel laat je de afbeeldingen liggen, ofwel mag de leerling die als eerste de prent vond, de afbeelding houden. Op die manier kun je een wedstrijdje houden.

 

 

 

 

Dobbelspel

 

Materiaal: fiche dobbelspel, dobbelsteen

 

Elk oog van de dobbelsteen is een andere opdracht. Wanneer de leerling 1 oog gooit, moet deze het woord proberen te tekenen.

 

 

 

Het Piep-woord

 

Materiaal: fiche dobbelspel, dobbelsteen

 

De leerkracht zegt een zin waarbij ze een woord gebruikt uit het woorddoosje, maar vervangt het woord door PIEP. De leerlingen raden welk woord er op de plaats van PIEP staat.

 

 

 

Het geheime woord

 

Materiaal: /

 

 

Een kind gaat de klas uit. De rest van de kinderen in de klas spreken af wat het ‘geheime woord’ is. Het kind dat op de gang stond, mag weer binnen komen.

Door vragen te stellen aan zijn klasgenoten, probeert hij erachter te komen wat het geheime woord is.

 

 

 

Buzzzzz

 

Materiaal: buzzer

 

 

In het midden van de tafel staat een buzzer. De leerkracht zegt een woord / betekenis / toont een afbeelding. De leerlingen die het antwoord weten, moeten zo snel mogelijk op de buzzer drukken.

 

 

 

Ren je rot!

 

Materiaal: grote afbeeldingen woorden

 

 

Dit spel wordt het best op de speelplaats gespeeld. De afbeeldingen worden op de speelplaats rondgehangen. De leerkracht zegt een woord / betekenis. De leerlingen lopen naar de juiste afbeelding.

 

 

 

Uitbeelden

 

Materiaal: /

 

Een kind komt voor de klas staan. De leerkracht fluistert hem of haar een woord in het oor. Vervolgens beeldt hij/zij dit woord uit. Hij of zij mag er niet bij praten. De andere kinderen raden om welk woord het gaat.

 

 

 

 

Teken het woord

 

Materiaal: /

 

Ieder kind kiest één woord. Na een startsignaal tekent iedereen zijn woord.  De kinderen krijgen één minuut de tijd om het woord te tekenen. Na het stop-signaal laten de kinderen één voor één  hun getekende woord zien. Hoeveel woorden worden er geraden?

Andere ideeën

  • Rebus

  • Woorzoeker

  • Galgje

  • Kwartet

  • Memory

  • Domino

  • Quiz

  • Draaier met pijltjes

  • Woorden omschrijven

  • Woorden tekenen

  • Pictionary

  • Poster maken rond thema

  • Woorden vinden met een bepaalde beginletter

Fiches met werkvormen

Karel de woordkikker

Karel de woordkikker was de rode draad voor het aanleren van nieuwe woorden. Eerst werd een verhaal verteld van een kikker die niet wist wat hij het liefst graag at. De kinderen hadden al snel door dat dit ging over het leren van nieuwe woorden. Overal in mijn klas kwam Karel de Woordkikker terug. Ik gebruikte hem ook om mijn leerlingen pijler 3: je eigen woordenschatstraject in handen te nemen, aan te leren. Dit ging niet zo vlot. Ik had hen de opdracht gegeven om het vingerpopje te gebruiken wanneer ik een woord gebruikte dat ze niet kenden, maar de leerlingen gebruikten het vingerpopje niet spontaan. Om het werken met Karel in te oefenen, werd het vingerpopje gebruikt tijdens bepaalde opdrachten zoals een tekst begrijpend lezen.

Woord van de dag

Tijdens de week zet ik woorden uit één woordnetwerk in de kijker. We herhalen bijvoorbeeld de woorden: kip – hen – haan – kraaien – kippenhok – kuiken. Deze woorden horen samen binnen één netwerk.

 

 

 

 

 

Woordenschatmuur

In de klas wordt een prikbord omgetoverd tot woordenschatmuur. Het is belangrijk dat de woorden die we aangeleerd willen hebben, visueel zichtbaar zijn in de klas. Door de netwerken zichtbaar te maken door middel van een woordtrap, woordkast, woordspin, … . Deze komen aan de woordenschatmuur. Losse woorden komen niet aan de woordenschatmuur. We streven ernaar om woorden binnen een bepaald kader aan te bieden.

 

Woordenboekje

Een keer per week vullen de kinderen in hun woordenboekje een pagina in over een bepaald woord. Er is plaats om het woord te tekenen, een zin te schrijven en een woordspin te tekenen.

bottom of page